Je bekijkt nu ‘t Verke en de proof

‘t Verke en de proof

In dit blogverhaal een gedicht over ’t verke. Het is in het dialect en laat zien “wie sjoean ôs Limburgs is”. Maar eerst vertellen we kort iets over de huisslacht, het varken (de koesj) en de “proof”. Er is aanvullende informatie voor wie meer te weten wil komen over de huisslacht.

‘t Verke

Vroeger hadden veel mensen uit het dorp voor eigen gebruik konijnen, kippen en … een varken. Varkens waren levende vuilnisbakken. Roggemeel, aardappelschillen en alles wat er zoal overbleef in het huishouden werd als voer gebruikt. Het geheel werd gekookt en opgediend in de varkenstrog. De big die in de lente was aangeschaft werd zo, lopende het jaar, vetgemest.

De slacht

In november, de slachtmaand, was het varken op gewicht en kon de slager komen. Dat gebeurde in de openlucht. Nadat het varken gedood was, werd het opgehangen op een ladder die tegen een muur was gezet. Een teil water werd heet gestookt om het varken schoon te schrabben.

De slager hanteerde vaardig bijl en mes. Hij sneed hammen, karbonades en koteletten. Alles van het varken werd gebruikt. De darmen werden met zout gespoeld en tot braadworst verwerkt door ze te vullen met gemalen vlees. Zelfs het bloed werd gebruikt om kerboet (balkenbrij) te maken.

De Proof

Volgens goed gebruik kreeg pastoor na de slacht worst en een aantal van de fijnste stukken vlees, de zogenaamde “proof”.

Het gedicht

Over de huisslacht van varkens en het geven van een “proof” schreef Har Ramakers uit Thorn het gedicht ‘t Verke. Hij vertelt over een boertje dat na de slacht geconfronteerd word met de begerige ogen van de pastoor. Het gedicht komt uit zijn bundel “ieëwigmoos” die in 1989 verscheen.

Extra informatie

Meer lezen over de huisslacht, klik HIER.

Wie even tijd over heeft en wil zien hoe vroeger thuis bij de boer een varken werd geslacht kan onderstaande video bekijken. Hij duurt ongeveer 30 minuten.

error: Content is beschermd.