Spaanse Griep & Slaapziekte
Tijdens de Eerste Wereldoorlog verspreidde zich, naast de Spaanse Griep, nog een andere epidemie over de wereld; de slaapziekte (encephalitis lethargica). Die epidemie maakte “slechts” 5 miljoen slachtoffers. Dat is misschien de reden dat ze minder aandacht kreeg dan die andere pandemie, de Spaanse Griep, met 50 tot 100 miljoen doden.
De ziekte werd veroorzaakt door een immuunreactie na een infectie. Mensen werden lusteloos en vielen in slaap. Een derde van de patiënten stierf in de acute fase van de slaapziekte. Ze raakten in coma waaruit ze niet meer ontwaakten. Bij anderen werden de hersencentra die de slaap regelen vernietigd. Ze konden daardoor niet meer in slaap vallen. Zij overleden binnen veertien dagen door uitputting.
Van de mensen die weer wakker werd, kreeg de helft te maken met langdurige bijverschijnselen. Hun persoonlijkheid was veranderd, men was prikkelbaarder en onrustiger. Op den duur verschenen trillingen als bij Parkinson. Daarna keerde de slaapzucht weer terug.
De gevolgen bij kinderen waren zeer ernstig. Kinderen konden gewelddadige impulsen niet meer onderdrukken. Ze probeerden zichzelf geweld aan te doen, broertjes of zusjes te vermoorden of vielen wildvreemden aan.
De epidemie heerste in de periode van 1915 tot 1927. In de loop van de jaren dertig waren er steeds minder gevallen. Tegenwoordig komt deze vorm van slaapziekte het niet meer voor.
De laatste overlevende van de epidemie uit de periode 1915-1927 overleed in 2002, na zestig jaar in instellingen te hebben doorgebracht.
Onderzoekers ontdekten dat ook in het verleden landen getroffen zijn door een soortgelijke epidemie. Mogelijk is zo’n epidemie de inspiratie geweest voor het verhaal van ‘Doornroosje’.