In 1867 werd Limburg, met het verdrag van Londen, in eigendom en wetgeving opgenomen in het Koninkrijk der Nederlanden. Het ging destijds op zoek naar een eigen identiteit. Daar hoorde ook een eigen volkslied bij.
Een lappendeken
Limburg bestaat in de huidige vorm pas sinds 1839. Het werd toen een provincie van Nederland. Het was echter ook, als Hertogdom, staatsrechtelijk verbonden aan de Duitse Bond. Pas met het verdrag van Londen kwam in 1867 een einde aan die situatie. Limburg werd toen volledig opgenomen in het Koninkrijk.
Het grondgebied van Limburg was in het verleden een lappendeken van kleine en grotere bestuurlijke eenheden die onderling niet veel binding hadden.
Er was in die tijd geen sprake van één gezamenlijke Limburgse volksaard, cultuur of taal. De verschillen tussen de gebieden waren daarvoor te groot.
Een eigen identiteit
Dat besef van een eigen provinciale identiteit is pas ontstaan gedurende de negentiende en twintigste eeuw. Limburg werd toen steeds meer geïntegreerd in het Nederlandse staat.
Dat ging niet vanzelfsprekend. Limburgers hadden het gevoel dat ze een tweederangs positie innamen in het Koninkrijk.
De Limburgers gingen daardoor op zoek in de geschiedenis om een eigenheid te creëren; een gemeenschappelijkheid en samenhang die er in het verleden nooit was geweest.
Een eigen volkslied
Het Limburgse volkslied uit 1909 paste in dat zoeken naar een Limburgse identiteit. Het lied roemt het bijzondere dat de Limburger bindt: de Maas, de “schoone” taal, het (eeuwenlang) afzetten tegen vreemde overheersing, de (hoogstaande) zeden van de Limburger, en het moois dat de provincie te bieden heeft op het gebied van natuur en cultuur.
Limburg mijn vaderland
Het Limburgse volkslied is geschreven door de uit Neeritter afkomstige onderwijzer Gerard Krekelberg. De melodie is van Roermondenaar Henri Tijssen. Het lied heette aanvankelijk “Limburg mijn vaderland”. In 1939 werd het erkend als officieel Limburgs volkslied. Het kreeg toen de huidige titel: “Waar in ‘t bronsgroen eikenhout”.
De woorden en de klanken van het lied droegen bij aan het ontstaan van een gevoel van eigenheid en verbondenheid. Het was een gevoel waar Limburg, tijdens dat proces van integratie in het Nederlandse Koninkrijk, zoveel behoefte aan had.
In 1939 werd een extra couplet toegevoegd. Het roemt de trouw van de Limburger aan de Oranjes en de verbondenheid met Nederland. Het illustreert de voortschrijdende integratie van Limburg binnen het Nederlands staatsverband.
Tegenwoordig kent de Limburgers een sterk gevoel van eigenheid die onder andere in taal en media met trots wordt uitgedragen.
Bekijk hier het informatieve filmpje van vijf minuten over 150 jaar Limburg. Dat werd door de provincie Limburg in 2017 gepubliceerd. Limburg vierde toen dat het 150 jaar geleden, door het verdrag van Londen, een volwaardig provincie van Nederland werd.
Het Limburgs volkslied
Waar in ‘t bronsgroen eikenhout
Waar in ’t bronsgroen eikenhout, ’t nachtegaaltje zingt
Over ‘t malse korenveld, ’t lied des leeuweriks klinkt
Waar de hoorn des herders schalt, langs der beekjes boord
Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord! (2×)
Waar de brede stroom der Maas, statig zeewaarts vloeit
Weelderig sappig veldgewas, kostelijk groeit en bloeit
Bloemengaard en beemd en bos, overheerlijk gloort
Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord! (2×)
Waar der vaaderen schone taal klinkt met heldere kracht
Waar men kloek en fier van aard, vreemde praal veracht
Eigen zeden, eigen schoon ’t hart des volks bekoort
Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord! (2×)
*******
Waar aan ’t oud Oranjehuis, ’t volk blijft hou en trouw
Met ons roemrijk Nederland, één in vreugd en rouw
Trouw aan plicht en trouw aan God, heerst van zuid tot noord
Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord! (2×)