Kroniek eener parochie – het dagboek van een herdershond
Afgelopen maanden speelde in Maastricht de musical “Dagboek van een herdershond”. Het verhaal is gebaseerd op de trilogie “Kroniek eener parochie” van de in Panheel opgegroeide priester-dichter Jac. Schreurs.
Witte raaf
Veel priesters waren in de katholieke hoogtijdagen dichter en/of schrijver, maar slechts weinigen wisten het niveau te bereiken van Schreurs. In een biografie die onlangs over hem verscheen werd hij omschreven als een witte raaf tussen de zwarte kraaien. Met zijn vaardige pen wist hij een breed publiek aan te spreken.
Voor wie kapelaan Eric Odekerken, schoolmeester Bongaerts, bierbrouwer Van der Schoor en pastoor Bonhomme gemist hebben: vandaag twee fragmenten uit deel 1 – De kraai op den kruisbalk – van de “Kroniek”.
De kennismaking
Het eerste fragment gaat over het kennismakingsbezoek van Eric Odekerken bij pastoor Bonhomme van de parochie, waar hij als kapelaan aan het werk gaat. Bonhomme vertelt zijn nieuwe kapelaan dat hij zich moet realiseren dat wijsheid niet altijd uit de boeken komt, maar meestal het resultaat is van de nogal stoffige, pijnlijke en vervelende weg die ervaring heet.
Daarna geeft Bonhomme hem een mooi staaltje van levenswijsheid uit zijn eigen jarenlange ervaring als zielenherder.
Levenswijsheid
Daarbij geef ik u volmachten om datgene te doen en te ondernemen wat gij denkt dat het heil der zielen bevorderen kan. (…) Doch twee terreinen echter behoud ik mij voor en ik wens u daar onder geen enkelen vorm te ontmoeten: de harmonie en de coöperatieve zuivelfabriek St. Rochus.
Pastoor Bonhomme vervolgt zijn relaas:
(…) Daar ik geen kans zag om van deze mensen (…) zo ineens maar allemaal goede christenen, laat staan van heiligen, te maken, ben ik met het begin begonnen. Ik heb hen, bij al het kwaad dat zij deden en het goede dat zij niet of verkeerd deden, langzaamaan geleerd tenminste twee dingen goed te doen: muziek en boter maken. En zie nu dat zij dit allebei reeds uitstekend doen!
De mooiste leugen
Iets verder in het boek beschrijft Schreurs de dag van de kermis, als boeren en burgers ’s avonds naar de herberg gaan. Brouwer Severinus van der Schoor heeft daar een ton bier beschikbaar gesteld voor de persoon die de mooiste leugen weet te vertellen.
De deftige Hollander
In het gezelschap bevonden zich, behalve Severinus Van der Schoor en de beruchtste humoristen, ook de wethouder Storcken, de veearts, de schoolmeester Bongaerts en Nicolaas Bonte, de Mensch bijgenaamd, die als juryleden fungeerden. De kromme van Wandelen was als tweede aan de beurt en had de geschiedenis opgehangen van de deftige Hollander. Uitgehongerd als die lui in Limburg altijd schijnen te zijn was die op zekere dag de gelagkamer van Kocken aan den Nieuwen weg binnengestapt. Kocken zat dik en rond als een heiligenhuisje in zijn rieten zetelaar naar adem te snakken, daar hij toevallig weer een danige aanval van astma had.
Kan men hier ook eten? vroeg de Hollander, de gelagkamer rondziende met de lachduiven boven het buffet.
Joazeker meneer; dat kênt méhie, en duchtig auch!
Laat mij dan even de spijskaart zien, als u wilt?
Astublieft! — En Kocken haalde prompt uit een buffetla het menu van een overjarige bruiloft ergens in België. Terwijl de amechtige kastelein naar adem hijgend, den Hollander de spijskaart onder den neus hield, vroeg deze met enige deernis, Kocken in de ogen ziende: Heeft u astma?
En Kocken antwoordde: Nei, heer! — allein mer waat op de sjpieskaart sjteit!