Kinderen gingen vroeger tijdens de Vastenavond verkleed langs de deuren. Ze kregen dan geld of snoep. Het was dan smullen, net voor de vasten.
Ze zongen: Foekepotterij, foekepotterij, geef mij een centje, dan ga ik voorbij, Ik heb geen geld om brood te kopen, daarom moet ik met de foekepotte lopen, Foekepotterij, foekepotterij, geef mij een centje dan ga ik voorbij.
Ze deden dat onder begeleiding van een foekepot of rommelpot. Dat was een pot of pan, waarover een varkensblaas werd gespannen. Daarin stak men een rietstokje. Dat werd een beetje vochtig gemaakt. Door het stokje met de hand op en neer te bewegen, ontstond een dof rommelend geluid.