Een blogverhaal bij het overlijden van Léon Janssen, chroniqueur van “aod Hael”
Léon Janssen
Afgelopen week overleed Léon Janssen in de leeftijd van 83 jaar. Wij kennen hem als een echte “Haelder jong”, met een warme liefde voor het dorp waarin hij opgroeide en zijn jeugd doorbracht. Daarna verhuisde hij buiten de provincie. In zijn werkzame leven heeft hij veertig jaar deel uitgemaakt van de redactie van het tijdschrift “Margriet” en aanverwante bladen.
Het Heels woordenboek
Na zijn pensionering verhuisde hij weer naar zijn geliefde “Hael”. Daar zette hij zich aan een gigantische klus waarvoor wij hem dankbaar zijn: het samenstellen van het woordenboek Heels-Nederlands. In 2003 had hij de klus afgerond: 365 bladzijden vol prachtige woorden die ons dialect rijk is. Het jaar erna verscheen nog een supplement dat 76 pagina’s telde.
Aod Hael
Léon wilde het Heel van zijn jeugd vastleggen. Dat deed hij met verhalen over zijn “ome Wullem vanne Kuper” of over dorpsgenoten zoals “Sjeng van An van Nel van Sjangehannes”.
Zijn verhalen waren doorspekt met Heelder dialect, woorden die hij had vastgelegd in z’n woordenboek omdat ze langzaam verloren dreigden te gaan.
Daarnaast bouwde hij een groot archief op met foto’s van “aod Hael”. Met woorden, beelden en verhalen koesterde hij de tijd van zijn jeugd. Daarmee werd hij een chroniqueur van een vervlogen tijd.
Verhalen
Geprikkeld door de blogverhalen van Heemkring Heel reageerde hij vaak met een extra foto die hij toevallig (!) nog gevonden had, met een bijzonderheid die hem was ingevallen, of met een amusant verhaal uit zijn jeugd. Zijn mail begon steevast met: “Ik lag in bed na te denken over vroeger en toen viel me toch een verhaal in!”.
Een van die verhalen ging over zijn belevenissen als Sinterklaas. We publiceren dat vandaag, 5 december.
Sinterklaas
De belevenis als Sinterklaas tijdens mijn bezoeken aan de families Abels en Suntjens (alias TiskesPiër), twee tegenover elkaar wonende, kroostrijke Heelse gezinnen. Ze vormden meestal de laatste klanten op de barre tocht door Heel en Panheel die begon bij het verkleedcentrum, dat zich in Huize Neyens bevond.
Boerderij “de Hegge”
Dat jaar waren we met twee goed-heiligmannen: wijlen Jo Mertens en ik, die ieder een aantal gezinnen bezochten. Jo reed in die tijd een oude Mercedes uit de jaren vijftig, met een open dak. Dat was wel nodig. Dan konden we zittend in de auto de mijters ophouden. Zo vertrokken we, twee zwarte Pieten en twee Sinterklazen, Jo Mertens achter het stuur, met de mijters hoog boven het dak uit torenend, richting Panheel. Menig kind zou bij het zien van dit tafereel van zijn geloof zijn gevallen
De boerderij ‘de Hegge’ in Panheel was alleen maar te voet bereikbaar. Baggerend door de sneeuw en ‘pratsj’ hebben we de familie Seerden die daar woonde, toch nog kunnen bereiken, zij het met kletsnatte voeten.
Op bezoek bij de familie Suntjens
Op weg naar Heel deden we de familie Suntjens met negen kinderen aan, aangevuld met een neefje van de overkant, Martje Pelders. Die was elk jaar bij Suntjes te gast, om het magische getal van 10 kinderen rond te maken en om ‘sjeif gezichte’ als gevolg van het grote verschil in het aantal kinderen met Jan Abels – die boven de tien zat – te vermijden.
TiskesPiër woonde in een mooie, oude, wit geschilderde boerderij in Heel op de Dorpsstraat, tussen Gubbels en Jan Vermeer. De boerderij was zo oud, dat men zich tijdens de bouw niet had gerealiseerd dat de bewoners een paar honderd jaar later een stukje groter zouden zijn.
Een pijnlijke situatie
Statig schrijdend liep ik richting de ‘gooi kamer’ waar de familie bijeen zat. Totdat ik die statige houding plotseling met een klap verloor doordat de mijter van mijn hoofd viel, als gevolg van een botsing met de deurpost. De mijter die mij het aanzien van Sinterklaas gaf, lag als een half geplukte kip op de grond. De baard bestond uit een stuk touw met halverwege lange witte haren. Boven op mijn hoofd waren de twee eindjes touw aan elkaar geknoopt.
Het verdere verloop van deze pijnlijke situatie kan ik me niet meer herinneren. Ook niet de reactie van de kinderen.
De familie Abels
De familie Abels zat inmiddels te wachten op onze komst. Exacte gebeurtenissen zijn me van dat bezoek niet bijgebleven. Of het moest zijn dat Huub – toen ik hem vroeg wat hij van Sinterklaas wilde hebben – mij toevertrouwde: ‘eine laevendje aap’. Maar die had Nölke vanne Kuper, zijn opa, niet in de etalage met Sinterklaascadeaus.
Een laatste saluut
Léon, we hadden nog graag van jouw verhalen over je geliefde Hael willen genieten. Als laatste saluut een strofe van het gedicht “Inkel reis”, in de taal waar je zo van hield.
Inkel reis
Es ich vuërgood vertrêkke môt
-de klok wiestj vief vuër twelf-
Denn duit det pien en bloodj mien hert
Zoeaget spriktj toch vanzelf …
Ich höb mer inkel-reis nao ’t landj
Van Broead en aoje Wien:
Dao tref ich gooi bekêndje … en
Nog vreuger vrunj, missjien …
Uit de bundel “ieëwigmoos” van Har Ramakers (1989)