In dit “Andere Tijden” verhaal kijken we naar anderhalve eeuw strubbelingen over een “standaardtijd”. We vertellen hoe onze Nederlandse klokken in die periode, binnenlands- en internationaal, gelijk gezet werden.
Zomertijd, wintertijd en standdaardtijd
De klok is één uur teruggezet. We zitten weer in de wintertijd en eigenlijk is dat de ‘normale’ tijd. Bij de zomertijd wordt van die standaardtijd afgeweken door de klok een uur vooruit te zetten. Die zomertijd werd in Nederland voor het eerst ingevoerd in 1916. In 1945 werd hij weer afgeschaft, en in 1977 opnieuw ingevoerd.
Al jaren loopt de discussie over een hernieuwde afschaffing. Er lijkt nu weer een voorkeur om terug te keren naar een vaste standaardtijd; een situatie zonder zomer- en winterwisseling. Wettelijk heeft dat nogal wat voeten in de aarde omdat er Europese afspraken gemaakt moeten worden zodat die kloktijden en de wisselingen overzichtelijk blijven.
Plaatselijke tijd
Om in het verleden de klokken op de juiste tijd te zetten hanteerde men de hoogste zonnestand in die plaats als “middaguur”. Daardoor was het in Enschede eerder twaalf uur dan in Utrecht of Roermond.
In tijden dat er traag en weinig gereisd werd was dat geen probleem. Vertrek- en aankomsttijden waren nog niet gekoppeld aan een standaard kloktijd.
De stationsklok
Dat veranderde toen de treinen in Nederland gingen rijden. Over tijdstippen waarop de treinen moesten klaarstaan, vertrekken en elkaar passeren mocht geen onduidelijkheid bestaan. De wissels moesten “op tijd” omgezet worden om ongelukken te voorkomen.
Daarom kozen de spoorwegen in 1845 een standaard kloktijd voor alle lijnen. Dat was de “Amsterdamse middelbare tijd”. Die werd aangegeven door de klok van het Paleis op de Dam.
Gelijktijdig met de opkomst van de spoorwegen kreeg Nederland ook een telegraafnetwerk. De Rijkstelegraaf ging wekelijks een precisie-tijdsignaal doorgeven dat ze kreeg van de Leidse sterrenwacht. De spoorwegen gingen dat signaal ook gebruiken om de klokken op alle spoorwegstations gelijk te zetten.
Foto: Telegraafsleutel om berichten te versturen
Andere tijden
De “spoortijd” werd echter geen wettelijke tijd. Gemeentebesturen konden vasthouden aan de eigen plaatselijke tijd. Voor reizigers waren die verschillende tijden zeer lastig.
De overheid was in die tijd van mening dat een gelijke tijd voor het hele land belangrijk was, maar wilde daar geen nationale wet voor maken. Gemeentebesturen moeste vrij zijn in het kiezen van een eigen tijd en daarop mocht geen “onrechtvaardige dwang” uitgeoefend worden. Intussen waren er internationaal afspraken gemaakt over de indeling van de wereld in tijdzones. Dat was noodzakelijk door de toenemende internationale handel en contacten. Nederland deed daar niet aan mee.
Eén standaardtijd
Pas in 1908 werd een wet aangenomen waardoor Nederland in 1909 één standaardtijd kreeg. Door te kiezen voor de Amsterdamse tijd kwam men tegemoet aan het nationaal gevoel, een eigen vaderlandse tijd, maar die week dan weer wel af van de rest van Europa. Ons land leefde daardoor veertig minuten vroeger dan de rest van het Europese vasteland en twintig minuten later dan Groot-Brittannië. Op 16 mei 1940 werd, dat op bevel van de Duitse bezetter, aangepast. Nederland ging toen eindelijk in de pas lopen met de rest van Europa en werd aangesloten bij het huidige systeem van een Midden-Europese Tijd.