Door het Coronavirus is er dit jaar geen kermis in Heel. In dit blogverhaal kijken we naar de kermistijden van weleer.
Als eerste is er een verhaal over de vijftiger en zestiger jaren. Kermis was destijds nog één van de hoogtepunten van het jaar.
Ook halen we herinneringen op aan de kermis van Sint Joep.
Tot slot kijken we naar de zoektocht van de kermis naar een vaste stek.
Kermisherinneringen
“Kermis was altijd een heel georganiseer. Het was één van de hoogtijdagen van het jaar.
Op vrijdag werd de kuijes (vlaaispijs) naar de bakker gebracht. De potten en kommen met pruimen, kersen en rijst werden voor deur van de bakkerij gezet. Er moest een naamkaartje bij, dat zat later ook op de gebakken vlaai. Bakkerij Abels (Dorpsstraat 90) of Van Ass (Dorpsstraat 3) bakten er vlaaien van: proêmevlaai, keersevlaai, greumelevlaai mèt pudding, kroonjsjelevlaai en riêstevlaai. Ook werd het deeg voor de krintenmikken gebracht.
Op zaterdag werden de lege weckglazen, de kommen, de mikken en de vlaaien opgehaald. De vlaaien werden in de kelder gezet, daar was het koel. We haalden destijds wel tien tot twaalf vlaaien in huis.
Als huisvrouw moest je alle zeilen bijzetten. De voorbereidingen namen veel tijd in beslag. Het waren piekdagen. De boodschappen moesten gedaan worden en bij de slager werd het snijvlees gehaald. Ook pakte je dan een stuk soepvleis mèt bein. Daarvan werd rundvleessoep getrokken. Het vlees werd deels gebruikt voor de kaoj sjóttel.
Op zondag arriveerden rond twee uur de familieleden. Er werd vlaai gegeten en koffiegedronken. Drie of vier verschillende stukken per persoon was heel normaal. En het waren Limburgse stukken. Dat betekende zes tot acht stukken uit een grote vlaai. Vooral de jeugd at zich óngemoodj.
Foto’s: Kermis 1948
Daarna gingen we met het gezin en het bezoek naar de kermis. De vrouwen gingen na het kermisbezoek met de kinderen naar huis. De mannen bleven dan nog een uurtje om een glas bier te drinken.
Rond een uur of zes werd de tafel gedekt met het “good servies”. Er was krentenbrood, rauw sjónk, gekookte ham en kaas. En er was de zelfgemaakte koude schotel, opgemaakt met eitjes, uitjes, komkommertjes, tomaat en mayonaise.
Als de mannen gearriveerd waren kon iedereen aan tafel. Rond acht uur ging het bezoek naar huis. Voor gezinsleden die niet naar de kermis hadden kunnen komen werd een aantal stukken vlaai in een kartonnen doosje meegegeven.”
Kermis op Sint Joep
Altijd prijs
Vóór 1961 was er al een kermis op Sint Joseph. Die was echter zeer amateuristisch van opzet en alleen toegankelijk voor de eigen bewoners. In 1961 ging Theo Peeters, de kapper van Sint Joep, het professioneler aanpakken. Tientallen jaren heeft hij dat als vrijwilliger gedaan. In 1961 stond hij voor het eerst op de kermis met zijn befaamde “Rad van Fortuin”.
De binnenplaats van Sint Joseph stond, met de kermisdagen, vol met attracties. Er was een schiettent en je kon busgooien en ringwerpen. En natuurlijk was het: “altijd prijs”. Ook stond er een draaimolen en een friettent. Het draaiorgel zorgde voor de echte kermissfeer. Het gebouw van de arbeidstherapie was tijdens de kermis omgebouwd tot een café.
De inwoners van Heel sloten het kermisrondje door het dorp altijd traditioneel af met een bezoekje aan de kermis van Sint Joep.
Kermislocaties in Heel
Locatiewisselingen
In de loop der tijden is de kermis in Heel diverse malen van locatie gewisseld. Oorspronkelijk stond ze op het pleintje bij de Linj. Dat was het hart van het dorp.
Later is ze verplaatst naar het Wilhelminaplein. Het open karakter van het plein gaf de kermis ruimte.
Bij de herinrichting van het plein werd ze verbannen naar het Catualiumplein; onzichtbaar weggestopt en bekneld. De gemeente is daarna opzoek gegaan naar een meer geschikte plek.
Dat werd de locatie “Rector Driessenstraat”. Hier werd aansluiting gezocht met de horeca van café de Tram en de de kermis van Sint Joseph.
Ook deze locatie knelt en er wordt omgekeken naar weer een nieuwe plek.