De eerste zondag in de vasten noemden men vroeger “brood- en kaaszondag” of “fakkelzondag”. De boeren in Limburg gingen dan met een brandende fakkel onder de bomen waaien omdat ze dan veel fruit zou opbrengen.
Het “broodfeest” van zondag werd vaak op maandag voortgezet.
Die dag werd blauwe maandag genoemd. Het was een dag waarop gefeest en vaak te veel gedronken werd.
Er is zelfs een spreekwoord, dat naar die dag verwijst: ‘blauwe maandag houden’. Dat betekent: je geld en je tijd verkwisten.
Dat “blauwe” komt waarschijnlijk van de paars-blauwe kleur van de gewaden die de priester in de vastentijd draagt.