Rijnlandse en Bourgondische carnaval
Binnen het Nederlandse carnaval zijn grofweg twee verschillende tradities: de Rijnlandse traditie in Limburg en de Bourgondische in Brabant.
Het Rijnlands carnaval voert de kleuren rood, groen en geel. Voor de oorsprong van die kleuren moeten we waarschijnlijk teruggaan naar de hofnarren. Het gekkengezelschap van Kleve in Duitsland droeg rond 1381 de kleuren geel en rood. Een narrengezelschap uit het Franse Dyon droeg rond die tijd al de kleuren rood, geel en groen; de officiële kleuren van het hedendaagse Rijnlands carnaval.
De Bourgondische traditie heeft een meer boertig karakter met boerenkielen en veel boerenkapellen en dweilorkesten. Steden en dorpen krijgen daar vaak een andere naam, bijvoorbeeld Oeteldonk (‘s Hertogenbosch) en Lampengat (Eindhoven).
Het Rijnlandse carnaval heeft traditioneel meer de Pruisische inslag met veel vertoon van uniformen en marsmuziek. Het wordt gevierd in Limburg en over de grens in Duitsland. Plaatsen behouden daar tijdens de carnaval de eigen naam.
Naast die eigen kleuren heeft het Rijnlands carnaval nog een typisch gebruik. Op Aswoensdag wordt er in de café’s haringen gehapt. Deze traditie heeft te maken met het feit dat men tijdens de vasten wel vis, maar geen vlees mocht eten.
Beide carnavalsstromingen kennen sprekers die tijdens de carnavalsperiode vaak actuele, plaatselijke zaken op een grappige manier belachelijk maken. In de Rijnlands carnavalsgebied noemt men die een buutreedner. In het “Bourgondisch” Brabant heet zo iemand een tonpraoter.