Afgelopen week was de rol van Nederland in de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië in het nieuws. Ook uit Heel vertrokken destijds dienstplichtigen naar Nederlands-Indië. Hoe verging het één van onze jongens in “Indië”?
De VOC en de Oost
De Nederlandse aanwezigheid in Nederlands-Indië (de Oost) begon aan het einde van de 16e eeuw. In die tijd was de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) opgericht. Die groeide uit tot het grootste handelsbedrijf ter wereld. Ze had de wereldproductie in handen van nootmuskaat, foelie, kruidnagel en kaneel. De VOC bestuurde en heerste als een grootmacht over Nederlands-Indië.
Handel en verzet
Nadat de VOC in 1800 opgeheven was, kwam het bestuur in handen van de Nederlandse staat. Nederland legde zich in “de Indië” toe op de productie en export van goederen zoals koffie, suiker en tabak. Dat leverde de Nederlandse staatskas zeer veel geld op, maar ging vaak gepaard met dwang en uitbuiting van de bevolking. Multatuli schreef in 1859 het boek Max Havelaar als een aanklacht tegen de uitbuiting. Er was ook verzet van de plaatselijke bevolking, maar dat werd onderdrukt door het Nederlands bestuur.
De Indonesische onafhankelijkheidsoorlog
Na de Japanse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog riep Soekarno, in 1945, de Indonesische onafhankelijkheid uit. Nederland wilde echter het gezag in Nederlands-Indië herstellen en stuurde militairen. Er volgde een bloedige onafhankelijkheidsoorlog. Er vielen in de periode 1945-1949 aan Indonesische zijde ruim honderdduizend doden. Aan Nederlandse zijde sneuvelen zo’n vijfduizend militairen en er waren duizenden burgerdoden. Pas in mei 1949 gaf Nederland toe aan de internationale druk om de oorlog te stoppen. Op 27 december 1949 werd in Amsterdam de soevereiniteitsoverdracht getekend en erkende Nederland de onafhankelijkheid van Indonesië.
Onze Jongens in Nederlands-Indië
Het Thuisfront
In Limburg bestond tussen 1946 en 1950 een organisatie: Het Limburgs Thuisfront. Deze organisatie zorgde voor morele ondersteuning van Limburgse jongens in het Nederlandse leger. Ook Heel had een afdeling van het Thuisfront. Die organisatie gaf een eigen blaadje uit “De klip”, dat ook fungeerde als mededelingenblaadje in het dorp. In een uitgave van maart 1949 lezen we over een Paasactie van het Thuisfront voor de Heelder mannen in Indië.
Paasactie
Tijdens die “Paasactie” hingen in een winkeletalage in Heel de foto’s “de Heelse dragers van ’s Konings wapenrok”. De etalage was verder in Indische stijl ingericht.
Met allerlei acties werd geld ingezameld. Bij een toneeluitvoering in zaal Don Bosco werden programmaboekjes verkocht. Tijdens een speciale “Winkelweek” stond in ieder winkel een collectebus. Ook werden er kaartwedstrijden georganiseerd.
Met de opbrengst werden “paaspakketten met rijke inhoud” samengesteld en naar “onze jongens in Indië” gestuurd.
De voorzitter van het Thuisfront Harry Linssen schreef destijds aan de Indiëgangers:
“Mannen van Heel”, we blijven op U rekenen. Doet steeds Uw plicht met een opgewekt gemoed, blijf trouw aan God, Koningin en Vaderland en aan Uw dierbaar dorpje Heel.
De mannen van Heel
In de jaren 1945 – 1949 verwisselden tal van jonge mannen uit Heel de burgerkleding voor het uniform. Eén van die mannen was Lei Tubée (1927-2002), destijds woonachtig in Pol. Hij was begin 1949 in Indië gearriveerd. In zijn eerste brief aan het Thuisfront liet hij weten dat hij gestationeerd was in de buurt van twee bruggen, die 115 meter lang waren. Hij meldde dat de vloer van zijn verblijfplaats uit zand bestond maar ook dat hij veel hield van de rijst en pap die hij te eten kreeg. Hij informeerde naar de verrichtingen van HVV, de voetbalclub van Heel, en was blij met het fotorolletje dat hij van het Thuisfront ontvangen had.
Maar hij schreef ook dat van zijn bataljon al 9 man gesneuveld waren. Vol optimisme liet hij echter weten dat hij de twee jaar in Indië wel zou doorkomen.
Lei Tubée heeft die twee jaar niet vol hoeven te maken. Eind 1949 werd de vrede getekend. Na een zeereis van 30 dagen keerde hij terug naar zijn Polderwaeg.